30 augustus – Internationale Dag van de Slachtoffers van Gedwongen Verdwijningen.

30 augustus – Internationale Dag van de Slachtoffers van Gedwongen Verdwijningen.

A+ A-

Over gedwongen verdwijningen

Onder gedwongen verdwijning wordt verstaan de arrestatie, detentie, ontvoering of enige andere vorm van vrijheidsberoving gepleegd door functionarissen van de Staat of door personen of groepen van personen die handelen met toestemming, steun of instemming van de Staat, gevolgd door de weigering van de erkenning van de vrijheidsbeneming of het verhullen van het lot of de verblijfplaats van de verdwenen persoon; het aan de bescherming van de wet te onttrekken (artikel 2 van het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning en de preambule van de Verklaring betreffende de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning).

Het wordt gekenmerkt door drie cumulatieve elementen (gedefinieerd in het rapport A/HRC/16/48/Add.3):

1) de vrijheidsbeneming van een persoon tegen zijn of haar wil;
2) de betrokkenheid van staatsagenten, ten minste met toestemming;
3) weigering om de vrijheidsbeneming te erkennen of om informatie te verstrekken over het lot en de verblijfplaats van de betrokkene.

Een verdwijning heeft een dubbel verlammend effect: voor de slachtoffers, die geen toegang meer hebben tot de bescherming van de wet, die vaak worden gemarteld en wier leven voortdurend wordt bedreigd; En voor hun familieleden die, zich niet bewust van het lot van hun dierbaren, van hoop naar wanhoop gaan, wachtend en wachtend, soms jarenlang, op nieuws dat ze misschien nooit zullen ontvangen.

Gedwongen verdwijningen zijn vaak gebruikt als een strategie om terreur in de samenleving te zaaien. Het gevoel van onveiligheid dat uit deze praktijk voortvloeit, beperkt zich niet tot de nabestaanden van de vermiste persoon, maar treft ook de gemeenschap en de samenleving als geheel.

De trends en manifestaties van gedwongen verdwijningen zijn ook geëvolueerd, zoals uiteengezet in verschillende rapporten van de Werkgroep inzake gedwongen of onvrijwillige verdwijningen.

Acties van de werkgroep inzake gedwongen of onvrijwillige verdwijningen
De belangrijkste functie van de werkgroep is humanitair van aard, in die zin dat zij de families van vermeende slachtoffers van gedwongen verdwijningen helpt om licht te werpen op het lot en de verblijfplaats van hun dierbaren. De werkgroep biedt een communicatiekanaal tussen de families van de slachtoffers van gedwongen verdwijningen of de organisaties die hen bijstaan, en de betrokken regeringen.

Te dien einde ontvangt, onderzoekt en verzendt zij mededelingen over gedwongen verdwijningen van de families van verdwenen personen of van mensenrechtenorganisaties die namens hen optreden, naar de regeringen. Het Comité verzoekt de regeringen ook om onderzoeken in te stellen en informatie te verstrekken over de resultaten van dergelijke onderzoeken. De werkgroep volgt deze verzoeken om informatie regelmatig op. De dossiers blijven open in de databank van de Werkgroep gedwongen of onvrijwillige verdwijningen totdat de Werkgroep informatie heeft ontvangen over het lot of de verblijfplaats van de persoon in kwestie.

Selon les informations publiques les plus récentes, depuis sa création, le Groupe de travail a transmis 60 703 cas à 112 États. Le nombre de cas en cours d’examen est de plus de 47 774 dans plus de 97 États.

Le Groupe de travail et le Comité des disparitions forcées
Het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning werd in 2006 aangenomen. Op grond van het Verdrag zijn staten verplicht het misdrijf van gedwongen verdwijning strafbaar te stellen met passende straffen die rekening houden met de extreme ernst ervan. Het Verdrag stelt ook dat gedwongen verdwijning een misdaad tegen de menselijkheid vormt wanneer deze op een wijdverbreide of systematische manier wordt toegepast, zoals vermeld in de Verklaring. Op 6 februari 2007 vond in Parijs de historische opening voor de ondertekening van het verdrag plaats, waar 57 landen het ondertekenden. Het Internationaal Verdrag is op 23 december 2010 in werking getreden en daarmee is het Comité voor gedwongen verdwijningen opgericht.

Zoals het geval is met veel andere thematische mensenrechtenkwesties, bestaan het Comité inzake gedwongen verdwijningen en de Werkgroep inzake gedwongen of onvrijwillige verdwijningen naast elkaar en werken zij samen om staten bij te staan in hun strijd tegen gedwongen verdwijningen en om slachtoffers bij te staan in hun zoektocht naar waarheid, gerechtigheid, van verhaal en schadeloosstelling. Hoewel de bevoegdheid van het Comité beperkt is tot de staten die het verdrag hebben geratificeerd, is de werkgroep in staat de situatie in alle landen te onderzoeken.

Het Comité houdt zich bezig met gedwongen verdwijningen die hebben plaatsgevonden na de inwerkingtreding van het Verdrag. Voor staten die nog geen partij zijn bij het Verdrag, is alleen de Werkgroep inzake gedwongen of onvrijwillige verdwijningen bevoegd, binnen de grenzen van haar mandaat. Deze laatste kan dus een procedure inleiden om het lot en de verblijfplaats van een verdwenen persoon vast te stellen. Voor staten die partij zijn bij het Verdrag zijn zowel het Comité voor gedwongen verdwijningen als de werkgroep bevoegd, binnen de grenzen van hun respectieve mandaten. In de geest van samenwerking en complementariteit heeft de werkgroep echter de praktijk ontwikkeld om, indien zij een verzoek ontvangt met betrekking tot een staat die partij is bij het Verdrag, de bron te raadplegen (bijvoorbeeld de verwanten van de verdwenen persoon of hun vertegenwoordigers) en de zaak vervolgens voor interventie aan het Comité voor interventie doorzendt. Evenzo leidt het Comité normaliter geen spoedprocedure in voor een geval dat al door de werkgroep is geïdentificeerd.